Fotografie
Ik heb een zwakke plek voor orchideeen en dus hoopte ik al vaker de dennenorchis tegen het lijf te lopen. Iets dat je makkelijk te letterlijk kan nemen, want het kleine juweel wordt maar een centimeter of twintig hoog. Op vochtige bodems in dennenbossen kun je hem vinden op een bodem van gevallen naalden. Vanwege zijn netwerk van symbiotische schimmeldraden, waarmee het mineralen uit de bodem 'ruilt' tegen suikers, groeit het als je het eindelijk vindt met tientallen of honderden tegelijk. Desalniettemin een zeldzame verschijning waar ik zeer blij mee ben te hebben mogen vinden. De foto is gemaakt op Terschelling.
Hij zwemt en duikt naar larven van kokerjuffers en steenvliegen en vangt soms ook vis. Prooien overweldigd hij met een beet met een verlammende stof uit zijn speekselklier. Zo kan hij ook prooien groter dan hijzelf overmeesteren. Erg handig als je, zoals alle spitsmuizen, je eigen lichaamsgewicht per dag moet eten.
Vanwege zijn grote leefgebied, tot wel 200m2 in de voortplantingstijd, een lastig te vangen soort. Hij komt nu eenmaal niet in grote dichtheden voor. Vanwege het hoge metabolisme moeten de vallen minimaal drie keer per dag worden gecontroleerd. De vallen moeten goed nat worden geplaatst zodat deze niet continu worden belopen door bijvoorbeeld bosspitsmuizen. Midden in de nacht en in de vroege ochtend continu lege vallen zijn dan eerder regel dan uitzondering. Des te groter de blijdschap als je deze 'vreemdeling' dan weer eens vangt. De waterspitsmuis, wat een prachtige ecologie, wat een mooi dier!
Eigenlijk gewoon omdat de kleuren er van afspatten.... Het muntvlindertje. De naam komt uiteraard van zijn voorkeur voor waardplant. Alhoewel het dan ook o.a Tijmvlindertje had kunnen heten. Hoe dan ook, zo groot als de nagel van mijn pink maar springt echt in het oog. Dagactief dus goed zichtbaar voor wie niet hele nachten bij een lamp wil zitten....
Geritsel als ik langsloop. Na jaren striuinen door de duinen weet ik dat het een zandhagedis moet zijn. Het is een heerlijke dag dus ik ga er bij liggen. Met m'n neus in de richting waar ik het geritsel hoorde. Na een paar minuten weer geritsel. Maar ik zie nog niks. Ik heb geduld. Weer wat later een groenige schim tussen de heide. We hebben oogcontact. Tenminste, ik wel. Of de hagedis mij ziet vraag ik mij af. Na een kwartier komt het dier steeds dichterbij. Ik schuif langzaam mijn camera steeds dichter voor mijn oog. Elke keer als de hagedis daar op reageert lig ik weer stil. Hij blijft mijn richting op staren. Zich afvragend wat daar toch beweegt? En elke keer wordt hij, de mannen zijn nu prachtig fel groen gekleurd, weer afgeleid door een bij die in de buurt landende bij of een zandloopkever die passeert. Dan beweeg ik m'n camera weer richting m'n oog. Dit spelletje houden we een half uur vol tot we zo'n 40 cm uit elkaar liggen en ik deze foto kan maken.
De gewone dwergvleermuis gebruikt vaak spouwmuren als verblijfplaats. Elsken Ecologie was gevraagd om een gebouw te controleren op verblijfplaatsen van vleermuizen met het oog op een aanstaande renovatie. Vanaf geheel donker tot het licht is is er vanaf het dak gekeken of er interesse was in het gebouw. Sommige vleermuizen, bijvoorbeeld grootoor vleermuizen, gaan bij geheel donker weer terug, anderen waaronder gewone dwergvleermuizen blijven vliegen tot de zon opkomt. Een stuk of 20 zwermende vleermuizen verraade al snel dat de spouwmuur van het te renoveren pand inderdaad vleermuien huisveste. Vleermuizen zijn sociale beesten en zwermen voordat ze een verblijfplaats binnengaan. Bij het zwermen vliegen de vleermuizen rondjes voor de beoogde invliegopening en kleven vaak even aan de muur om dan dit ritueel nog enkele keren te herhalen. Een voor een gaan ze dan naar binnen. In dit geval in een kier in de muur zo'n 50 cm onder de rand van het dak. Dit diertje kleefde ook enkele keren aan voordat het de opening in de muur inging. Zodoende kon zijn aanvliegroute goed ingeschat worden en waren twee foto's genoeg voor dit resultaat.
Voor het uitkomen van de eieren is de ringslang afhankelijk van "broei". Dit komt o.a voor in hopen organisch materiaal en mest. Door het vergaan van het organische material ontstaat warmte. Dit broedt de eieren uit. In mesthopen vond de ringslang vanaf de neolithische tijd een geschikte ei-afzet plek. Tegenwoordig zijn deze plekken verdwenen uit het landschap maar nog steeds houdt de ringslang zich in de buurt van de mens op. Zoals hier bij marken langs de waterlandse dijken. Ideale plekken zijn zuidlijk geexponeerde dijklichamen waar de ringslangen na de winterslaap in maart opwarmen in de eerste lente zon.
Misschien wel het boegbeeld van dwarsliggende natuur. De rugstreeppad heeft al menig project dwars gelegen. Of ligt het genuanceerder? Terwijl gemeenten/bouwers de vergunningen niet op orde hebben krijgt de natuur de zwarte piet toebedeeld. De meeste projecten vinden wel doorgang indien het kleine beetje natuur dat nog over is daarbij wordt beschermd. Zo geniet deze voormalige dwarsligger van de Volendamse Broeckgouw nu van zijn nieuw aangelegde poeltje. Een betonnen poel waarin begroeiing minimaal is. Daar houdt de rugstreeppad van.
Net uit de winterslaap opwarmend in de zon is Nederland's enige gifslang nog relatief goed te vinden. Het gif wordt ingezet middels een gifbeet waarna het geurspoor van de prooi gevolgt wordt tot de prooi bezwijkt. Zelf valt de adder ook wel eens ten prooi. Egel en bunzing zijn belangrijke predatoren en ook van o.a buizerd, bosuil en raaf is bekend dat ze de adder eten. De adder op de foto heeft een zogenaamd melkoog een teken dat deze slang, inclusief oogvlies, gaat vervellen.
De dwergmuis is het kleinste knaagdier van Europa. Het leeft onder andere in rietvelden en hoogopgaand gras waarbij de staart de vegetatie grijpt. Die grijpstaart komt goed van pas in natte rietvelden waar dit exemplaar werd gevangen. Het vangen van
grondgebonden zoogdieren gebeurt met life traps die zijn voorzien van hooi en voedsel. De vallen worden gecontroleerd waarna de gevangen dieren weer worden vrijgelaten.
In 1990 beleefde de soort een dieptepunt met nog 3 kleine populaties resterend. Een afname van 85% sinds 1950. Inmiddels is er een lichte stijging in aantallen en verspreiding maar reden tot feest is er nog niet. Het heeft er alles van weg dat zijn "tropische metgezel", de vuursalamander, voor Nederland en wellicht daarbuiten als verloren moet worden beschouwd door een schimmel, Bactrachochytrium salamandrivorans. Een bedreiging voor alle amfibieen.
De ijsvogel doet zijn naam bepaald geen eer aan. Op een tak wachtend op een passerend visje kan hij ijs niet bepaald gebruiken bij zijn duik in het water. Tijdens strenge winters worden ze noodgedwongen brutaler en wagen ze zich bij wakken waar ze goed te zien zijn. Mocht het nog een strenge winter worden geef je ogen dan eens de kost.
Rietorchis
Vergeleken met de rest van de wereld, waar zo'n twintig duizend soorten voorkomen, zijn we niet heel rijk bedeeld zijn als het op orchideeen aankomt. Waar in Europa nog iets meer dan honderd soorten te vinden zijn hebben we het in Nederland te doen met 47 soorten. Sommige daarvan groeien nog maar op enkele plekken.
De Rietorchis kan men nog op veel plekken tegenkomen. En hoewel de algemeenste van onze orchideen is deze plant er niet minder mooi om.
Kijk eens goed om je heen aankomende zomer en wie weet kom je er een tegen in een wegberm of veldje in de buurt.
Kerkuil
In mijn woonplaats Edam te noord-Holland, zoek ik met enige regelmaat naar vleermuizen. Soms 'avonds langs de lanen en bij waterpartijen, en soms ook overdag, bijvoorbeeld zoekend naar geschikte boomholten.
Ik was namelijk al een paar keer boombewonende vleermuizen tegen het lijf gelopen maar had ze nog niet terug kunnen traceren naar hun verblijfplaats. Dus hou ik mijn ogen altijd open naar mooie holten in bomen. Zo ook laatst toen ik op zoek was naar grote oude bomen. Ik wist een paar oude beuken te staan. Zoals vaak bij de begraafplaats.
Van een afstand zag ik al een paar flinke holten. Dus even van de fiets af en kijken of de holten ook naar boven open zijn. Een pre voor vleermuizen. Vanuit de boom staarden een paar ogen naar mij terug. Geen vleermuis maar een kerkuil die lekker zat te schuilen voor de regen. Een gelukstreffer. Al een aantal dagen fiets ik waar in Edam ik ook heen moet een klein stukje om...
Schorsmarpissa
Je had er zeer waarschijnlijk nog nooit van gehoord, een Schorsmarpissa. Dat zit zomaar in je tuin. Nog nooit van gehoord, doch hij is er een van de 60 soorten die in Nederland voorkomen. 60 sooorten springspinnen dan. Want van die familie is deze Schrosmarpissa er een van. In Nederland leven in totaal zo'n 640 soorten spinnen. Je blijft je toch verbazen!?
Gewoon in je tuin
In de appelboom in mijn tuin zitten luizen. Ze zuigen de sappen uit het groen. Vervolgens scheiden ze een kleverige vloeistof uit. Het zogenaamde honingdauw. Dit eten de mieren vervolgens op. Deze houden daarvoor rovers als lieveheersbeestjes, welke bladluizen eten, op afstand. Dit tafereel is gewoon te zien in je eigen tuin.